Inleiding
De treasuryfunctie ondersteunt de uitvoering van de programma’s. De treasuryfunctie gaat over de financiering van beleid en het aantrekken van de geldmiddelen die daarvoor nodig zijn. De uitvoering van deze taak vraagt snelle beslissingen in een complexe geld- en kapitaalmarkt.
Het beleid van Oss voor de treasuryfunctie is vastgelegd in het treasurystatuut.
De belangrijkste punten uit het treasurystatuut zijn:
- Overtollige gelden zetten we alleen uit bij banken of instellingen die voldoen aan de eisen van de Wet Fido en de bijbehorende uitvoeringsregeling.
- Het aantrekken van leningen gebeurt door bij tenminste 2 financiële instellingen een offerte aan te vragen.
- We maken alleen gebruik van financiële instrumenten om risico’s te verkleinen en niet om te speculeren.
Uit deze keuzes blijkt dat we voor een laag risicoprofiel gekozen hebben.
1. Algemene ontwikkelingen
Renteontwikkelingen
De afkoelende wereldeconomie is een groot probleem voor de open economie van de Eurozone. De export is namelijk goed voor bijna de helft van het Bruto Binnenlands Product in de Eurozone.
Als gevolg van deze ontwikkelingen en het vooruitzicht dat centrale banken wereldwijd op het punt staan het monetaire beleid te verruimen blijft de lange rente dalen en lijkt maar geen bodem te vinden.
Naar alle waarschijnlijkheid zal de ECB bij het rentebesluit van september 2019 een stimuleringspakket aankondigen waarvan naar verwachting hervatting van het opkoopprogramma van obligaties onderdeel zal uitmaken.
Verder is de verwachting dat de ECB, naast bovengenoemde maatregelen, de rente in september en later dit jaar nog verder zal verlagen om de groei van de economie in de Eurozone verder te stimuleren.
De herfinancieringsrente, het tarief waartegen banken geld lenen, blijft staan op 0%. Al sinds begin 2016 staat de rente op dit niveau. Dit betekent dat banken renteloos geld kunnen lenen. Zij kunnen op hun beurt eenvoudig geld uitlenen aan consumenten en bedrijven. Om te voorkomen dat banken geld oppotten in plaats van spenderen, is de vergoeding die banken krijgen om bij de ECB geld te stallen momenteel negatief en bedraagt -0,5%. Banken moet hierdoor betalen om geld te stallen bij de centrale bank van Europa.
De Nederlandse overheid en daarmee de decentrale overheden profiteren eveneens van deze lage rente. Momenteel zijn de tarieven voor 1-maands kasgeld -0,5% en voor rekening-courant krediet 0,35%. Voor 20-jaars leningen liggen de tarieven momenteel rond een 0,5%.
2. Financieringsbehoefte en leningenportefeuille
Liquiditeitsplanning In de volgende tabel laten we de liquiditeitsplanning zien op basis van de gegevens van 1 augustus 2019. bedragen x € 1.000 | |||||
Omschrijving | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Exploitatie 2019-2023 | |||||
Saldo kasstromen (excl. grondexploitatie) | 12.395 | 4.542 | -1.421 | 36 | -11.683 |
BTW compensatiefonds | -12.000 | -12.000 | -12.000 | -12.000 | -12.000 |
Geplande investeringen | 22.282 | 18.000 | 18.000 | 18.000 | 18.000 |
Financiering voorz. risico's Heesch-West | 6.553 | 6.553 | |||
Centrum openbare ruimte | 1.058 | 4.365 | 5.403 | 6.704 | |
Grondbedrijf | |||||
Saldo kasstromen | -22.985 | -25.607 | -11.527 | -9.569 | -257 |
Leningen o/g | |||||
Aflossing | 15.298 | 31.598 | 18.627 | 22.307 | 12.946 |
Rente | 5.081 | 4.807 | 4.435 | 4.374 | 4.225 |
Kort gefinancierd | -15.000 | ||||
21.129 | 12.893 | 27.032 | 28.551 | 17.935 |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat we onze financieringsbehoefte in 2019 circa € 21 miljoen is.
In 2020 is de financieringsbehoefte lager door grote kasstromen uit het grondbedrijf vanwege geraamde grondverkopen. We hebben de financieringsbehoefte vanuit geplande investeringen vanaf 2020 op basis van gemiddelden verwerkt.
Schuldpositie
bedragen x € 1.000 | |||||
Omschrijving | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Totale schuld* | 131.204 | 112.548 | 132.712 | 148.762 | 154.317 |
* langlopende leningen en kasgeldlening
3. Rente
De gewijzigde BBV-voorschriften schrijven voor dat we voortaan ook inzicht geven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de manier waarop we rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden toerekenen.
Renteschema
Omschrijving | Bedrag |
---|---|
Externe rentelasten over de korte en lange financiering | € 2.570.971 |
Externe rentebaten | - € 1.041.354 |
Saldo door te rekenen externe rente | € 1.529.617 |
Rente die aan de grondexploitatie doorberekend moet worden | - € 563.906 |
Rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld toegerekend moet worden | € 0 |
Totaal door te rekenen externe rente | € 965.711 |
Rente over eigen vermogen | € 1.738.757 |
Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) | € 71.606 |
Totaal aan taakvelden (programma’s inclusief overzicht overhead) toe te rekenen rente | €2.776.074 |
Werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | - € 3.458.918 |
Renteresultaat op het taakveld treasury | - € 682.844 |
Zowel de omslagrente als de rente over de grondexploitatie hebben we naar boven afgerond en vastgesteld op respectievelijk 1,5% en 1,2%.
Bij de verdeling van de externe rente naar de verschillende taakvelden ontstaat een positief exploitatieresultaat van € 682.844 op de activiteit kapitaallasten. Dit rentevoordeel is als voordeel opgenomen binnen deze programmabegroting.
4. Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is het maximum aan gemiddelde netto vlottende schuld dat een gemeente in een kwartaal mag hebben. Bij netto vlottende schuld gaat het om financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar.
De minister heeft de kasgeldlimiet op 8,5% van het begrotingstotaal vastgesteld. Voor Oss is dat in 2020 afgerond € 29 miljoen. In de huidige markt kunnen we optimaal profiteren van het renteverschil met lang geld door maximaal gebruik te maken van de kasgeldlimiet.
5. Renterisiconorm
Bij het bepalen van de duur van de geldleningen die we aantrekken moeten we rekening houden met de renterisiconorm die in de Wet Fido wordt voorgeschreven. De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering van langlopende geldleningen te beheersen. Het renterisico wordt daarbij bepaald als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het is van belang dat renteherzieningen en aflossingen in de tijd gespreid zijn. De renterisiconorm is vastgesteld op 20% van het begrotingstotaal. Dat is voor Oss in 2020 afgerond
€ 69,9 miljoen. Dit is het bedrag dat we in 1 jaar maximaal mogen herfinancieren op langlopende leningen.
6. Schatkistbankieren
Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden van decentrale overheden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor hoeft het Rijk minder geld te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen.
Op basis van ons begrotingstotaal 2020 mogen we per dag afgerond maximaal € 2,60 miljoen (0,75% van begrotingstotaal) aan overtollige middelen aanhouden. Het eventuele meerdere aan overtollige middelen romen we dagelijks af en brengen we onder bij de Nederlandse schatkist. Hiervoor krijgen we een vergoeding die gelijk is aan de rente die het Rijk betaalt op leningen die ze op de markt aangaat.
7. Wet HOF/EMU-saldo
Het doel van de Wet HOF is er voor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. De 3%-norm is daarbij doorvertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk.
Na een constructieve dialoog hebben Rijk en decentrale overheden elkaar gevonden in een macro EMU-norm van
-0,4 procent van het BBP per jaar voor de periode 2019 tot en met 2022.
Het gemeentelijk aandeel in de macronorm bedraagt -0,27 procent en wordt per individuele gemeente verdeeld op basis van het begrotingstotaal 2019.
De individuele EMU-referentiewaarde betreft geen norm maar een indicatie van het aandeel dat de gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft; de referentiewaarde 2019-2022 voor onze gemeente is vastgesteld op
€ 10.342.000. De volgende tabel laat het verloop van het geraamde EMU-saldo zien in vergelijking met de norm.
In 2019 en 2020 overschrijden we de norm. Dit komt met name door grote investeringen die in die jaren uitgevoerd worden. In de paragraaf investeringsplan zijn deze toegelicht.
bedragen x € 1.000
Omschrijving | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Exploitatiesaldo voor toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves | -7.041 | -1.227 | 782 | -1.395 | -1.670 | |
Mutatie (im)materiële vaste activa | 14.078 | 35.163 | 996 | -2.415 | -10.783 | |
Mutatie voorzieningen | -13.145 | -580 | -549 | -834 | 0 | |
Mutatie voorraden (incl. bouwgrond in exploitatie | -22.985 | -25.607 | -9.168 | -3.858 | -8.841 | |
Verwachte boekwinst effecten en (im)materiële vaste activa | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Berekend EMU-saldo | -11.279 | -11.363 | 8.405 | 4.044 | 17.954 | |
Norm | -10.342 | -10.342 | -10.342 | -10.342 | -10.342 | |
Verschil | -937 | -1.021 | 18.747 | 14.386 | 28.296 |
Geprognosticeerde balans
BBV schrijft voor dat we een meerjarig geprognosticeerde balans opnemen in deze paragraaf. Hierbij hebben we rekening gehouden met de cijfers in deze begroting voor wat betreft ontwikkeling in de investeringen, het inzetten van reserves en voorzieningen en onze financieringsbehoefte.
bedragen x € 1.000 | |||||
Omschrijving | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Activa | |||||
Vaste activa | 224.763 | 232.470 | 257.720 | 274.194 | 275.504 |
Voorraad grond | 46.992 | 31.556 | 31.556 | 31.556 | 31.556 |
Saldo activa | 271.756 | 264.026 | 289.276 | 305.749 | 307.059 |
Passiva | |||||
Eigen vermogen | 115.600 | 117.519 | 118.311 | 118.350 | 118.254 |
Voorzieningen | 49.463 | 53.466 | 53.466 | 53.466 | 53.466 |
Schulden rentetypische looptijd > 1 jaar | 131.204 | 112.548 | 132.712 | 148.762 | 154.317 |
Financieringstekort/-overschot (saldo kortlopende vorderingen en schulden) | -24.512 | -19.507 | -15.213 | -14.828 | -18.977 |
Saldo passiva | 271.755 | 264.025 | 289.276 | 305.749 | 307.059 |