Inleiding
De activiteiten die plaatsvinden in schoolgebouwen, sportaccommodaties en wijk- en dorpshuizen dragen bij aan de leefbaarheid in onze wijken en kernen. We streven daarin naar een duurzame balans tussen maatschappelijke behoeften en passende accommodaties.
1. Visie op gemeentelijk vastgoed
Bij voorzieningen zoals schoolgebouwen, sportaccommodaties en wijk- en dorpshuizen drukken de kosten van de exploitatie voor een lange periode (40 jaar) op de begroting. Als we een accommodatie willen behouden is na 40 jaar opnieuw een investering nodig voor renovatie of vervangende nieuwbouw. Gebouwen die niet meer nodig zijn voor maatschappelijke functies slopen of verkopen we. Het gaat om grote investeringen die leiden tot een stijging van de exploitatiekosten voor accommodaties. Nieuwe gebouwen zijn namelijk duurder dan bestaande gebouwen, onder andere door aanvullende kwaliteitseisen en prijsstijgingen.
We zien dat er minder vraag naar ruimte is en vooral ook een andere vraag. Namelijk een behoefte aan meer informeel en minder georganiseerd ontmoeten, type ‘huis van de wijk’. Dit is in lijn met de samenleving die meer individualiseert, maar waar toch behoefte is om elkaar laagdrempelig te ontmoeten. Dat zie je ook terug in het aantal leden van de KBO dat, afgezet tegen het aantal ouderen, relatief afneemt (door de vergrijzing neemt het aantal leden in absolute zin nog toe). Daarnaast zorgt ontgroening voor een afname van de ruimtebehoefte bij onderwijs, kinderopvang en sport. We hebben hierdoor te maken met meer leegstand en minder huurinkomsten bij scholen. We verwachten dat deze trend van een dalende ruimtevraag en minder huuropbrengsten de komende jaren doorzet. Bij het opstellen van het meerjarenplan maatschappelijk vastgoed (MIP MV) houden we rekening met deze ontwikkelingen.
Gelet op deze ontwikkelingen is inzetten op het behoud van de bestaande vastgoedportefeuille niet alleen kostbaar, maar ook een maatschappelijk onverantwoorde strategie. Er is nu al overcapaciteit en een veranderende ruimtebehoefte en dit wordt de komende jaren alleen maar groter. De exploitatie van onderbezette accommodaties is op termijn niet meer houdbaar. Dat geldt niet alleen voor de gemeente, maar ook voor verenigingen en beheerstichtingen.
Daarom gaan we komende periode werken aan een stip op de horizon in een Vastgoedplan. Dit plan is een herijking van de Uitvoeringsnota Maatschappelijk Vastgoed uit 2013 en de vastgoedplanningen, die per gebied samen met inwoners gemaakt zijn: de voorzieningenkaarten. Deze zijn opgesteld van 2014 tot en met 2018. In het Vastgoedplan stellen we vast wat we kwalitatief en kwantitatief echt nodig hebben aan maatschappelijke voorzieningen. De uitgangspunten hierbij zijn:
1. het optimaliseren van het gebruik van bestaande accommodaties (goede spreiding, betere bezetting, multifunctioneel gebruik en inzet van niet-gemeentelijke gebouwen).
Wat op termijn moet leiden tot:
2. minder vierkante meters gemeentelijke voorzieningen (minder meters).
3. een hoger maatschappelijk rendement en sluitende exploitaties.
Dit leidt tot een andere investeringsbehoefte. Pas op basis van dit inzicht worden nieuwe investeringen in het meerjareninvesteringsplan maatschappelijk vastgoed (MIP MV) toegevoegd.
2. Meerjarig Investeringsplan maatschappelijk vastgoed
Wat is opgenomen in het MIP maatschappelijk vastgoed?
In het MIP maatschappelijk vastgoed (MIP MV) zijn verwachte investeringen in de maatschappelijke vastgoedportefeuille voor de komende vier jaar opgenomen. Deze investeringen komen onder andere voort uit de voorzieningenkaartadviezen, behoefte-onderzoek bij sportaccommodaties en leerlingenprognoses in relatie tot de leeftijd en bouwkundige staat van de gebouwen. De MIP MV is een globale raming met een globale planning.
We maken op basis van de gegevens die we nu hebben een schatting van de benodigde meters. Deze vermenigvuldigen we met prijzen per meters voor het bouwen van een school, een sporthal of een dorpshuis. In het MIP MV hebben we alleen ramingen van de vastgoedkosten (het gebouw) opgenomen. Kosten zoals grondaankoop, sloopkosten en boekwaarden van een achterblijvend pand zijn niet in het MIP MV opgenomen. Dat geldt ook voor kosten voor de (her)inrichting van de openbare ruimte en mogelijke infrastructurele maatregelen.
De raad heeft het MIP voor onderwijs voor het eerst in 2013 vastgesteld. Het eerste MIP voor sport en ontmoeten is bij de programmabegroting van 2016-2019 vastgesteld. In de programmabegroting 2017-2020 is via het MIP MV extra budget beschikbaar gesteld voor duurzaamheidsmaatregelen. In de programmabegroting 2019-2022 en 2020- 2023 is extra geld opgenomen voor bouwkostenstijgingen. Door een aanhoudend overspannen markt blijft dit voorlopig een risico.
We actualiseren het MIP MV jaarlijks. Dat doen we door de globale planning van de projecten bij te stellen op basis van actuele ontwikkelingen. Dat leidt tot verschuivingen van budgetten tussen de verschillende jaren. Daarnaast voegen we bij deze actualisatie altijd een nieuw jaar toe. Als er extra investeringsruimte nodig is voor de uitvoering van het MIP MV dan blijkt dat ook uit de actualisatie. De budgetaanvraag hiervoor loopt via de programmabegroting. De uitvoering van de bestaande projecten uit het MIP MV blijkt echter al kritisch en de capaciteitsproblemen op de afdeling Vastgoed zijn urgent. Wanneer we meer projecten toevoegen zullen deze toenemen en de daarmee gepaard gaande operationele financiële risico’s onacceptabel stijgen. Bij deze actualisatie van het MIP MV voegen we daarom geen nieuwe projecten toe. Het op te stellen Vastgoedplan zal meer sturing bieden. Zonder dit kader stijgen de kosten voor het maatschappelijk vastgoed onacceptabel en zullen deze niet beheersbaar blijven.
Vaststelling van bouwbudgetten
Op basis van de globale ramingen uit het MIP MV werken we samen met onze partners en inwoners de plannen verder uit. Dit moet duidelijk maken welke doelgroepen we gaan huisvesten, hoe groot het gebouw moet worden, of renovatie of nieuwbouw beter is en op welke locatie. Op basis van de gesprekken hierover met belanghebbenden maken we haalbaarheidsstudies en werken we de globale ramingen uit het MIP MV uit tot concrete investeringsvoorstellen. Hierbij houden we ook rekening met eventuele aanvullende kosten (verwerving, sloop, aanpassingen in de openbare ruimte e.d.) en prijsstijgingen door marktwerking. De raad stelt op basis van deze investeringsvoorstellen definitieve bouwbudgetten vast. Als een benodigd bouwbudget groter is dan het geraamde bedrag in het MIP MV vragen we aanvullende middelen aan.
Autonome ontwikkelingen van invloed op budgetten
We zien dat de bouwmarkt onvoorspelbaar en overspannen is. De bouwkosten zijn de afgelopen jaren enorm gestegen en het einde daarvan is nog niet in zicht. Ook bleek het verduurzamen van onze gebouwen naar gasloos en CO2-arm duurder dan onze gehanteerde kengetallen aangaven. De budgetten in het MIP MV hebben we daarom vorig jaar verhoogd. Bij de actualisatie van het MIP MV hebben we dit jaar de investeringskosten geïndexeerd tot en met 2019. De verwachting is dat de bouwprijzen komende jaren nog verder zullen stijgen, maar de mate waarin is nog onvoldoende duidelijk. In de programmabegroting houden we daar nog geen rekening mee. Dat is nog een risico.
MIP MV in programmabegroting
In de investeringsparagraaf verderop in deze programmabegroting staat een overzicht van de geraamde investeringen in het MIP MV (naast alle andere gemeentelijke investeringen). Concrete bouwprojecten worden met een apart budget genoemd. Bij de 3O-ontwikkelingen in de programma’s lichten we de actualisaties binnen het MIP MV nader toe.
3. Ontwikkelingen per domein
3.1 Onderwijs
Iedere twee jaar worden de leerlingenprognoses gemaakt. In juli 2019 hebben we de actuele prognoses ontvangen en geverifieerd.
Basisonderwijs
Het beeld bij het basisonderwijs voor de komende 10 jaar is een overwegend gelijkmatige krimp van 2 tot 2,5%. Uitschieters zijn de St. Lambertus school in Haren (20% krimp), de St. Joseph school in Lithoijen (20% krimp) en de Sterrebos (Ruwaard) (15% krimp). Daar tegenover staat een groei met een piek in 2024 van bijna 10% van basisschool De Wissel in Geffen.
In 2020 verwachten we voor 3 projecten concrete investeringsvoorstellen te doen:
- Vervangende nieuwbouw voor ’t Schrijverke in Herpen. De voorbereidende activiteiten hiervoor zijn gestart. De verwachte oplevering is in juli 2021. Tijdens de bouw worden de leerlingen gehuisvest in tijdelijke snelbouwunits. De locatie voor deze tijdelijke school is momenteel in onderzoek. Voor ’t Schrijverke zijn naast investeringskosten in het gebouw ook aanvullende kosten noodzakelijk voor de inrichting van het openbare gebied en tijdelijke huisvesting. We nemen deze aanvullende kosten apart op in de programmabegroting. Op basis van een investeringsbesluit wordt het totale krediet voor dit project ter besluitvorming voorgelegd aan de raad
- We onderzoeken de verplaatsing van de Nicolaasschool (locatie Koornstraat) naar de locatie Schelversakker. Daarbij bekijken we de mogelijkheid om de voormalige huishoudschool opnieuw te gebruiken en hoe we omgaan met de verwachte verkeersdruk rond de school. In 2020 verwachten wij een ontwerp met kostenbegroting als basis voor de programmabegroting 2021.
- We starten in het najaar 2019 met de voorbereiding van de samenvoeging van de Korenaer met de John F. Kennedyschool. Naar de huidige verwachting stoot het SAAM-bestuur de locatie Kennedyschool dan af als school. Concrete ontwerpplannen verwachten wij in de tweede helft van 2020.
Verder willen we bekijken of we de vervanging/renovatie van de basisscholen De Polderhof en de Lockaert kunnen verbinden met de vernieuwbouw van MFA Noord West. Beide scholen staan pas in de planning voor 2024, maar door het uitstel van MFA Noord West nemen we ze mee in integrale overwegingen voor het gebied.
Voortgezet onderwijs
De krimp in het basisonderwijs werkt versterkt door in het voortgezet onderwijs. Voor een belangrijk deel komt dit ook door afname van de totale leerlingenpopulatie in de omliggende gemeenten. In het voortgezet onderwijs wordt krimp veelal opgevangen binnen de school zelf, tenzij die op dit moment al kampen met een aanzienlijk ruimte-overschot. In september 2019 starten we met een algehele inventarisatie van de bezettingsgraad in het voortgezet onderwijs.
Speciaal onderwijs
Het speciaal onderwijs laat tot 2024 per school stabiele aantallen zien. Daarna is er tot 2029 een lichte, gelijkmatige daling. Het speciaal onderwijs is regionaal volop in beweging, waardoor samenwerkingsverbanden kunnen leiden tot onvoorziene groei en krimp per school.
3.2 Sport
We sporten gemiddeld steeds meer en vaker. Dit is vooral zichtbaar bij de leeftijdsklassen boven de dertig jaar. Sporten gebeurt in toenemende mate individueel, buiten de sportverenigingen om. We zien dit ook terug bij de ledenaantallen van sportclubs in Oss. Die blijven redelijk stabiel, maar het aantal jeugdleden daalt, vooral als gevolg van ontgroening. Gelet op deze ontwikkelingen willen we stimuleren dat ook de groep individuele sporters de bestaande (sport)voorzieningen meer gebruikt. Bijvoorbeeld door sportparken voor hen interessanter te maken en door verenigingen te helpen een breder (sport)aanbod te ontwikkelen. Ook bekijken we bij renovatie of vervanging van binnensportaccommodaties hoe we het gebruik ervan kunnen optimaliseren. Dit zijn natuurlijke momenten om gebouwen aan te passen naar de behoeften van een bredere groep gebruikers.
Verenigingen geven aan moeite te hebben om vrijwilligers voor een langere periode aan zich te binden. Tegelijkertijd worden sportverenigingen steeds vaker gevraagd een maatschappelijke bijdrage te leveren, bijvoorbeeld aan het onderwijs. Het tekort aan vrijwilligers in combinatie met meer maatschappelijke verwachtingen legt een druk op de verenigingen. Tenslotte is ook de sporter kritischer op de kwaliteit van sportaccommodaties en worden de (wettelijke) eisen aan sportvoorzieningen steeds hoger.
Deze ontwikkelingen maken het voor veel verenigingen moeilijker om (in de nabije toekomst) vitaal te blijven. We stimuleren verenigingen daarom om onderling en met andere maatschappelijke organisaties samen te werken. Sportactiviteiten zijn daarbij een middel om ook op andere terreinen tot resultaten te komen. We willen deze ontwikkeling versterken door hierin zelf meer het voortouw te nemen. Met het nationale sportakkoord als inspiratiebron maken we samen met maatschappelijke partners en sportverenigingen hiertoe het Osse Sportakkoord. Het concept 'vitale sportvereniging' nemen we in deze aanpak mee en leggen dit in 2020 vast in een beleidsvisie. Dit moet ook een kader bieden voor investeringen in sportaccommodaties.
Binnensport
Bij onze binnensportaccommodaties is sprake van een beperkte overcapaciteit voor gymonderwijs. De overcapaciteit komt vooral door een lage bezettingsgraad in de kleine kernen. Als we kijken naar de bevolkingsontwikkeling en leerlingenprognoses verwachten we hierin geen verbetering. We willen de overcapaciteit de komende periode in goed overleg verminderen.
De komende jaren zijn extra investeringen in binnensportaccommodaties noodzakelijk, met name in de gymzalen. De gestarte renovaties van gymzaal Ruwaard II en Verdistraat ronden we in 2020 af. Bij de uitwerking van de voorzieningenkaarten nemen we de vervanging van gymzaal ’t Schrijverke (Herpen) mee. De renovatie van gymzaal Staringstraat en vervangende nieuwbouw van gymzaal Krakenburg gebeurt samen met de ontwikkeling van de Poolster en de Nicolaasschool. Daarbij willen we inspelen op veranderende behoeften bij het gymonderwijs, (ongeorganiseerde) sport en nieuwe beweeginitiatieven. Het doel is om met meer maatwerk het gebruik van de accommodaties te optimaliseren.
3.3 Wijk- en dorpshuizen
We hebben ruim twintig wijk- en dorpshuizen in de gemeente. Er zijn verschillen in eigendom, beheer en gebruik van deze voorzieningen. Ook de functies die ze hebben zijn divers: van gemeenschapshuis met huiskamer voor de wijk, tot verenigingsgebouw, broedplaats of wijkonderneming. Voor wijk- en dorpshuizen spelen dezelfde demografische en maatschappelijke ontwikkelingen als bij de andere domeinen. We ontgroenen en vergrijzen, de samenleving individualiseert en de kwaliteitseisen die we stellen aan gebouwen nemen toe. Bij wijk- en dorpshuizen is er een terugloop van de inzet van vrijwilligers. Daarnaast (en in verband hiermee) wordt er steeds meer professionaliteit gevraagd van vrijwilligers. De decentralisaties in werk, zorg en jeugd versterken deze ontwikkeling. De positionering van de wijk- en dorpshuizen krijgt hiermee een breder perspectief. Deze voorzieningen kunnen als centraal ontmoetingspunt faciliteren in zorg, paramedische dienstverlening en als leer-werkplek. We willen het beleid op ontmoeten herijken waarbij we rekening houden met deze ontwikkeling. We starten hierbij in 2020 met een visie met uitvoeringsprogramma voor laagdrempelig ontmoeten.
De bezetting van wijk- en dorpshuizen blijft een aandachtspunt. We willen de voorzieningen voor alle inwonersgroepen, jong en oud, met of zonder verenigingsverband, toegankelijk houden. Betaalbaarheid en een gezonde exploitatie van de gebouwen spelen daarbij doorlopend een rol. Met de beheerstichtingen met een aandachtsexploitatie blijven we in gesprek over het verbeteren daarvan. We constateren dat maatschappelijke ontwikkelingen andere programmering, kennis en vaardigheden vragen. Dit raakt het rekenkameronderzoek naar het maatschappelijke rendement van wijk- en dorpshuizen. We wachten de uitkomsten daarvan af en nemen die mee bij onze verdere beleidsontwikkeling.
We gaan aan de slag om binnen de kaders van de raadsmotie met de gemeenschap in Neerloon-Overlangel-Keent (NOK) een haalbaar plan te maken voor ontmoeten en sport.
Met het ontwikkelen van de MFA Noordwest zijn we tegen onvoorziene omstandigheden aangelopen. Daardoor is het beschikbare krediet niet voldoende om het oorspronkelijke plan uit te voeren. We gaan een integrale gebiedsvisie maken, waar MFA Oss Noord West onderdeel van uit maakt.
3.4 Cultuur
Bij cultuur onderscheiden we de (boven)stedelijke, professioneel beheerde voorzieningen, zoals theater De Lievekamp, Museum Jan Cunen, Muzelinck en De Groene Engel en de voorzieningen voor het culturele verenigingsleven. Het streefbeeld voor de totale professionele kunst- en cultuursector is behoud van het brede scala aan culturele functies in Oss. Kernwaarden zijn cultuureducatie en toegankelijkheid met focus op de culturele samenwerking en verbondenheid met de Osse samenleving.
Uit de bestuurlijke overleggen met de professionele cultuurinstellingen en uit hun financiële rapportages merken we dat de bedrijfsvoering op het scherpst van de snede moet worden gevoerd, willen er geen financiële tekorten ontstaan.
In het culturele verenigingsleven spelen dezelfde ontwikkelingen zoals we hiervoor hebben beschreven bij wijk- en dorpshuizen en sport. Sommige organisaties, zoals harmonieën en fanfares, hebben moeite om jeugdleden te vinden. Andere organisaties, zoals zang- en toneelverenigingen, kennen deze ontwikkeling niet. Deze verenigingen hebben echter soms moeite om geschikte oefenruimte te vinden. De bibliotheken hebben met grote veranderingen te maken door de ‘ontlezing’ als gevolg van de digitale ontwikkelingen. Zij hebben daarom minder behoefte aan grote vaste voorzieningen. Bibliotheken ontwikkelen zich in toenemende mate tot culturele informatiebemiddelaars. Ze steunen de leesontwikkeling van jongeren in samenwerking met het onderwijs. Een breed toegeruste centrale voorziening, een aantal flexibele kleinere verdeelpunten en een modern distributiesysteem passen bij deze ontwikkelingen. De bibliotheek in Oss sluit goed aan bij deze ontwikkelingen.
De plannen voor huisvesting van de bibliotheek en andere maatschappelijke organisaties in het 'Uithuis' werken we in 2020 verder uit.
Met lokale initiatiefnemers voerden we een onderzoek uit naar de invulling van het Raadhuis in Ravenstein. Dit heeft geleid tot een haalbaar publiek-privaat ondernemingsplan waarin het cultuurhistorisch erfgoed en toerisme uitgedragen wordt. We willen dit in 2020 realiseren. Hiermee blijft het pand behouden voor inwoners en toegankelijk voor publiek. Ook leidt realisatie tot vermindering van het aantal vierkante meters maatschappelijk vastgoed.