We streven er naar om de lokale lastendruk minimaal € 22,50 onder het landelijk gemiddelde te houden. Dit uitgangspunt staat onder druk door hogere kosten van afvalinzameling. Door de inzet van een reserve (vrijvallende gelden uit de algemene bedrijfsreserve) kunnen we op dit moment de stijging van de afvalstoffenheffing vaststellen op 15%. Een volledig kostendekkend tarief zou een stijging betekenen van 25%.
We verhogen de OZB in 2020 niet (ook niet met de inflatie). Voor de jaren erna verhogen we de OZB in principe wel met de inflatie. Doordat we de rioolheffing en de OZB niet verhogen, schatten we in dat de lokale lastendruk circa € 22,50 onder landelijk gemiddelde gaat uitkomen. Dit is uiteraard afhankelijk van verhoging van de tarieven bij andere gemeente.
Daarnaast willen we de gewenste opbrengst voor de gemeente tegen zo laag mogelijke uitvoeringskosten verkrijgen. De Belastingsamenwerking Oost-Brabant (BSOB) voert de belastingtaken voor ons uit. De portefeuillehouder financiën is lid van het dagelijks bestuur.
De gemeenteraad stelt de belastingverordeningen vast. Gemeenten kunnen alleen belastingen innen die in de Gemeentewet zijn opgenomen. Een aantal heffingen (bijvoorbeeld riolering en afval) mag maximaal kostendekkend zijn. Het beleid is hier ook op gericht. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Mede-overheden gebruiken de waardering ook. De Waarderingskamer houdt toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de Wet WOZ.